Op het nachttafeltje stond een oude telefoon met een draaischijf. Goudgeel koper en kitsch.
Jolene zat op de rand van het bed en streelde afwezig het beddengoed van karmijnrood fluweel.
Twee plafondventilatoren draaiden monotoon de tropische, zwoele warmte de kamer rond.
“Ik moet even een dringende telefoon doen”, had hij gezegd. Hij was het vervolg schuldig gebleven. Maar het was voorspelbaar.
Even had hij schuin naar het kitscherige koper gekeken, alsof hij meteen daar, nu, zonder verwijl de hoorn had willen opnemen. Maar hij had zich bedacht.
“Ik moet het maar beter hier niet doen, ga even naar m’n kamer. Ben zo terug.”
Ze nam een warme douche, dronk een kop thee, las losse letters die ze meteen weer vergat, keek om de haverklap op de display van haar mobiel om de tijd te controleren.
Het was intussen lang na middernacht. Slaap, verlangen en ongeduld hadden zich van haar meester gemaakt. Spreidstand was het. Hij in de ene kamer. Een lief luisterend oor voor de ander. Nadien in de andere kamer. Met het hoofd in haar schoot. Diep verdrietig werd ze ervan. Leeg.
Een zachte klop op de kamerdeur.
Zonder woorden kwam hij binnen. Schoof de twee bedden naast elkaar. Begroef zich onder de lakens en in haar armen.
“Een sterfgeval. Ruzie in de familie. Ik heb met haar te doen.”
Haar had hij nooit midden in de nacht gebeld wanneer ze het kwaad had.
“Zeg je alsjeblieft niets meer?” vroeg ze zacht.
Hij huilde. Onzichtbaar. Maar voelbaar.
Ze streelde zijn voorhoofd.
“Ik hou van je”, fluisterde ze.
In de verte brak een tropisch onweer los. De regen klaterde onafgebroken. Felblauw bliksemlicht verlichtte het karmijnrood.
“Zeg dat niet", was het antwoord. "Ik breek."
Ze nam zijn hand in de hare, draaide zich voorzichtig op het andere bed, en viel in een slaap die er geen was.
Onhoorbaar was de nachtschade.
Bij het eerste daglicht stond ze op. Nam een douche.
Toen ze terugkwam in de kamer waren de bedden uit elkaar geschoven. En hij verdwenen. De regen nog steeds onafgebroken.
Op het hoofdkussen lag een post-it note.
“Ik wil je niet verliezen", las ze.
Ze nam de hoorn op van de telefoon. Kreeg de kiestoon. Draaide langzaam drie cijfers en liet zeven keer overgaan.
Onbereikbaar. Geen nieuws.
Als altijd.
Ze opende een paraplu, waadde door diepe plassen, liep verloren in de leegte van een stad die de hare niet was.
Kiezen is verliezen. Niet kiezen nog meer.
En ze brak.
Met een tijd die oneindig had geleken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten