vrijdag 25 november 2011

Hunkerbunker

“Als apen de keuze hebben tussen iemand die hun wél te eten geeft, en iemand aan wie ze zich kunnen vastklampen maar die hun voedsel onthoudt, kiezen ze voor honger. Liever verhongeren dan niet aangeraakt worden.”

Ze zegt het met een flinke hap spaghetti vol in de mond.

“De hechtingstheorie van John Bowlby. Een oldie. Jaren veertig, vijftig. Ken je die?”

Een gretige weet-date. Dat is ze. Hij schudt het hoofd ontkennend. Vraagt glimlachend: “Heb je nog honger?”

“Altijd”, schertst ze terug. “Heb je nog wat?”

“En wist je dat volgens Madonna, je weet wel, die oldie uit de jaren tachtig, de ultiemste vorm van seks elkaars tenen likken is?”

Hij doet alsof hij oprecht geschokt en verbaasd is. Pretlichtjes in zijn ogen verraden het tegendeel.

“En dat daar een wetenschappelijk bewijs voor is? Hou je vast. Nu wordt het moeilijk.”

Ze neemt nog een hap spaghetti, als om kracht op te doen. En likt voorzichtig het restje tomatensaus in haar mondhoek weg.

“In onze somatosensorische cortex, in het voorste gedeelte van onze hersenkwab, waar tast-, pijn-, temperatuur- en andere prikkels worden verwerkt, liggen de genitaliën en de tenen gewoon naast elkaar.”

Ze schaterlacht. Met een energie die aanstekelijk werkt. Hij lacht hardop mee. Geniet van de perifere prikkels die via zijn ruggenmerg en schakelgebieden in de thalamus zijn somatosensibele schors bereiken. Het is ontleend genot. Hij ziet haar graag genieten. Vult haar glas bij. Vol en rood.

“Ontvoer je me uit m’n hunkerbunker?” Ze zegt het stil deze keer. Hun ogen raken elkaar zacht. “Als ik je verhalen vertel, streel jij dan mijn zinnen?”

Hij streelt haar hand. Ze maakt hem wild. Gek. Krank van zinnen.

Een lang, warm verhaal kan beginnen.