zaterdag 28 juni 2008

Vloeibaar geluk

We wandered pointlessly for about half an hour, and then at last we were allowed to go to the swimming-pool. It wasn't very crowded. There were a few people lying or sitting on deck-chairs and sunloungers next to the water: the minority who had chosen to swim were doing so very vigorously, with much splashing and shouting. There was a confusion of different musics. Watery orchestral pieces leaked out over a tannoy system, but they were in competition with a number of transistor radios, playing everything from Cliff Richard to Kenny Ball and his Jazzmen. The water shimmered and sparkled irresistibly. I couldn't understand why people preferred to lie flat on their backs listening to the radio when faced with the prospect of such liquid happiness.

Uit: What a carve up! van Jonathan Coe. Penguin Books, 2007, p. 32-33

dinsdag 17 juni 2008

on-weerbarstig

Het portier open, de tas op de achterbank, de sleutel in het slot en in één ruk naar Bouillon. Met lange, hoge laarzen in diepe plassen waden, het hoge gras nat langs haar billen laten strijken, diep dennen inademen, weg-regenen en wegrennen. Dat zou ze.

Marjan reed langzaam en toch snel. Bomen, huizen, fabrieksgebouwen, parkeergarages, alles gleed zacht, onhoorbaar voorbij. Niets kon haar raken. Donkere wolken verdrongen zich boven het glazen schuifdak van haar wagen, drongen samen in volle, dikke regendruppels en kletterden onophoudelijk tegen de voorruit. In haarfijne lijnen gleden ze langs de passagiersruit aan haar linkerzijde. Uit de radio kwamen warme, zwarte, Afro-Amerikaanse timbres.

In de grijze, gesloten beschutting van regen en radio ging het diep door haar heen.

Bij geen man was het eender zo geweest.

De evidentie. De rust. De onontkoombaarheid.

Als de regen die onophoudelijk klatert.

Naast hem werd ze week, week alles, kon ze haarfijn begrijpen wat hij voelde, zocht, dacht, of niet wou denken. Ononderbroken, druppelsgewijs, had hij een plaats gekregen. Het woelwater dat ze was kwam bij hem tot rust, kwam tot stilstand bij het broze, moeilijke, onvoorspelbare. Bij hem vond ze rust in beweging.

Intussen braken bliksemschichten het hemeldek. Marjan waande zich veilig in de cocon van luid tikkende regendruppels. Geen storm kon haar deren en ze koesterde zich in het verre vooruitzicht van de luwte van liefde.

In Bouillon parkeerde ze de wagen, opende het portier en viel recht in de onstuitbare kracht van een wolkbreuk. De regen priemde door haar T-shirt, zoende zich waterig, vochtig naar haar huid. Marjan liet het begaan en bleef staan. Zo zou ze, wou ze hem omhelzen. Sterk, krachtig, onweerachtig, nat, hevig, niet aflatend, on-weer-barstig. Ze rende de vakantiewoning binnen, knipte het licht aan, en met een klap viel de stroom uit.

Het dwingende salvo van de start.

In het duister en op de tast.

zondag 15 juni 2008

Rosita Lolita

De goegemeente spreekt kwaad. Rosita nam na 38 jaar huwelijk de benen, beende resoluut weg van beenhouwer Basiel. Zonder boe of ba brak ze met alles, brak ze uit.

Het ging zo.

Rosita diende palliatieve zorgen toe aan de vrouw van René. Na al dat lief en palliatief, kwam de dag dat de vrouw stierf. Rosita diende kwalitatieve zorgen toe aan René. En de rest bleek affirmatief.

René is een hoerenloper. Zo beweren de kwatongen van de goegemeente.

Jaloerse tongen.

Misschien beleeft Rosita wel de geilste, lekkerste jaren van haar leven? Waar ze nog moederlijk, bezorgd twijfelde in haar midlife-crisis, vatte ze de stier bij de hoorns in een end-of-life-crisis? En wie zegt het? Was beenhouwer Basiel vies van een lekker, nieuw stukje vlees?

Rosita gaat over de tongen. Rosita maakt zichzelf ten schande en zal later veel spijt krijgen. Dat zeggen de tongen. Met veel madeirasaus. En Basiel stelt het goed. Heeft naar eigen zeggen veertien dagen verdriet achter de rug. Maar nu strijkt schoondochter zijn hemden.

En ze hangen mooi recht op de kapstok.

maandag 9 juni 2008

1001 nacht

Base organiseert de vierde editie van de sms-poëziewedstrijd, in samenwerking met het Internationaal Festival van Vlaanderen Gent en het Poëziecentrum. Het thema is 1001 nacht. Tot 30 juni 2008 kan je een Nederlandstalig sms-gedichtje insturen van max. 160 karakters naar 3264 (30 cent per sms). Hoofprijs is een exotische reis in lijn met het thema. In de prijzenpot zitten ook gsm's, boeken en concerttickets. De beste gedichten worden gebundeld in een poëzie-uitgave. De prijsuitreiking vindt plaats op 13 september in het stadhuis van Gent.

En ja, uw woordenschatbewaarster verzamelde zuinig 160 karakters. Onder het motto, goede wijn moet even rijpen, werden deze weliswaar nog niet ingestuurd. 160 tekens, geïnspireerd door het kaderverhaal van Duizend-en- één-nacht, een sublieme ode aan de vertelkunst, ofte, het verhaal van koning Sjahriaar die door zijn vrouw bedrogen werd en, om herhaling te voorkomen, besloot om voortaan elke avond een nieuwe maagd te huwen en haar de volgende ochtend ter dood te brengen. Na enige tijd huwde hij de dochter van zijn grootvizier, Scheherazade. Om aan de executie te ontkomen vertelde zij hem in de huwelijksnacht een verhaal dat nog niet af is. Om te weten hoe het afloopt besloot Sjahriaar haar te sparen. De volgende nacht kwam het vervolg, maar ook dat verhaal was niet af. De koning gunde haar nog een nacht. Dit hield Scheherazade 1001 nachten vol en elke nacht werd afgesloten met een onvoltooid verhaal. Wanneer de verhalen uiteindelijk ten einde waren, was de koning zo van haar gaan houden, dat hij haar gratie schonk en ze zijn definitieve vrouw mocht worden.

vrijdag 6 juni 2008

When the sheets have no name

Meteen toen ze wakker werd stond haar besluit vast. Ze wou hem. Ook al was hij onbereikbaar, onbetrouwbaar, bij momenten onhoudbaar onhandelbaar, meer nog, onuitstaanbaar.

Jana lag languit op bed. De plek naast haar was leeg. Een drukkende warmte maakte zich meester van de kamer. De luiken waren gesloten, ze was afgesloten.

De plotse wilskracht waarmee ze wakker was geworden voelde bars. Een onmiskenbaar, resoluut negeren van de leegte die hij had achtergelaten. Hard, verdroten, sterk, wou ze willen. Liever dan gelaten, achtergelaten de tranen laten opwellen. En sussen met wat enkel holle, lege woorden zouden zijn.

In de stilte van de verduisterde kamer was alles tegenstrijdig. De muur vocht met de weerschijn van de spiegel, de lakens lagen overhoop met de kussens, het zonlicht voerde een gespleten strijd met de rolluiken.

Toen ze zich opnieuw omdraaide en op de wekkerradio zag dat het een heel eind in de late, zwoele namiddag was, smolt haar wilskracht samen met de zin om op te staan.

Ze wou dat hij in de leegte van de lakens gleed, de drukkende beklemmende warmte van haar borst verzoende en haar verlangen stilde.

Maar de stilte stilde alle wilskracht. Krachteloos en traag gleed de namiddag voorbij. Jana wist en wou niets meer weten. Ze klemde het laken tot een klamme, verdrietige prop en bleef rusteloos wachten tot zijn terugkomst op magische wijze het onomkeerbare ongedaan zou maken.

Intussen verzoenden dag en nacht zich met elkaar en gleden licht en donker onmerkbaar in elkaar over. Jana sliep, werd opnieuw wakker, vergat de tijd.

Na wat oneindig leek vond ze een halte.

Een rustpunt.

Ze stond op, opende de luiken, snoof de geur van regen na een onweersbui en liet haar verlangen betijen, liet het van zich afglijden als een vormeloos laken, als een bedekt onvermogen te houden van wat dicht bij was. Van wat zij was.

En meteen toen ze opstond stond haar besluit vast.