zaterdag 28 augustus 2010

Een lege plek om te blijven

Ze stonden dicht tegen elkaar aan, z’n gespierde armen nonchalant losjes over de reling, z’n blik guitig, ontspannen, liefdevol bezorgd om haar ogen vol tranen. De Schelde stroomde weids in hun blikveld, een vrachtboot nam de bocht, voorbijrijdende fietsers genoten van het uitzicht.

“Wist je dat het debiet van de Schelde vrij beperkt is, in vergelijking met andere Europese rivieren?” zei hij schalks, in een poging de vloedgolf van verdriet in haar ogen tegen te gaan.

Banale weetjes, verdriet-vergeetjes, praatjes vol gaatjes. Opbeurende, luchtige, lieve ledigheid.

“Het lijkt hier wel Titanic”, antwoordde ze, in een tegemoetkoming de hevige stortvloed met pret te bedwingen. “Zal ik straks met m’n armen wijd over de reling heen hangen?”

“Zag je de modder daar beneden? Zal ik je daar met windkracht 10 in keilen?” klonk het plagend terug. “Ik ben immers sterker dan Leonardo, heviger dan DiCaprio, en ijzingwekkend stoer”, en gekscherend klapte hij haar lichtjes op het achterwerk. “Wist je trouwens dat slechts een heel klein deel van een drijvende ijsberg boven het water ligt? Het grootste deel ligt onder water."

Ze knikte meewarig, drukte opgelucht een zoen op z’n wang.

“En ben ik dan net even onverhoopt tegen je aangebotst? Schuift daarom m’n orkest naar de rand van de reling, ziedend het ijskoude water in?” ging ze zacht glimlachend verder.

“Ik ben bezorgd om je, maar durf het niet te tonen”, klonk het toen stil.

Ze wandelden voorbij een fietsknooppunt, een zondagsterras, een menigte uitgelaten zestigers met veel te felle fluohesjes op veel te dure fietsen, pauzeerden bij een bank.

“Wie beweegt, komt aan. Ik stel doelen, geef richting aan m’n koers, ga verder”, vervolgde hij.

“Ik zal je missen”, was haar antwoord.

Zacht wuivend riet vulde de stilte.

“Zeg dat niet”, klonk het nog stiller.

“Je kent m’n schaduwzijde, jou liet ik dichterbij komen. Je inspireert me, ontroert me, raakt me.”

Hij keek haar zacht aan, hoorde een echo van onuitgesproken vermoedens.

De stilte werd stiller dan stil, een antwoord bleef achterwege.

Zacht raakte ze met haar vingertoppen zijn gebruinde bovenbenen aan, omhelsde hem, zoende hem zacht in de nek, stond op, en verdween in de meander van de rivier.
"Ik heb van alles geprobeerd om beslissingen te nemen in het leven. Vanuit mijn emoties, vanuit mijn verstand, vanuit mijn ego. Op de een of andere manier waren dat geen bevredigende beslissingen. Emoties zijn bijvoorbeeld een slechte raadgever omdat ze me een onrustig gevoel geven. Als mijn ego of mijn verstand kiezen, worden dat vaak opportunistische keuzes. Die zien bepaalde zaken waar ik geen zin in heb als een investering of een manier om aandacht te krijgen. Maar die innerlijke stem, mijn hart, zegt vaak iets helemaal anders. Het is een vorm van zacht, innerlijk, rustig weten. Als ik dat niet volg, loopt alles in het honderd. Doe ik dat wel, dan blijkt het telkens weer de juiste beslissing. Omdiat ik die keuze met bezieling maak. En als ik niet bezield ben, raak ik de ander ook niet."

Fleur Van Groningen in De Morgen, Wax van zaterdag 28 augustus 2010.

dinsdag 17 augustus 2010

Awaken to the silence of the sun

Op een regenachtige herfstavond in augustus, wanneer je zou willen dat de zon nog brandend hard je gedachten aanvuurt, is het haardvuur aansteken een zalig tegendraadse remedie. Terwijl kranten en restanten van een plankenvloer laaiend in vlammen opgaan, flaneer je door het aanbod van itunes, muziek als een bonte lappendeken op je knie. En zo beland je bij een onbekende, onverwachte schitterende parel: 'Gem', van Matthew Dear, een track uit het recente album Black City. BBC Music Review omschrijft Matthew Dear als een "tech-pop polymath" en over Gem klinkt het lovend: "Gem unfolds like the aural equivalent of time-lapse photography. And throughout there is an attention to detail, to little tics and tricks in the mix, that make this a treat for listeners who still wear headphones. But mostly it’s music for defunct – or, rather, Defunkt – nightclubs."

Een pijnlijk en tegelijk ook teder meeslepend nummer. Enjoy.

Oh I love these days into one, awaken to the silence of the sun, who can I talk to today, why am I still the same?

woensdag 11 augustus 2010

With love, from Brindisi airport.

De koffers vielen één na één met een doffe klap op de transportband. Drummend, licht bezweet en opgejaagd verdrongen handen, kortgerokte benen en reikhalzende ogen zich rond de langzaam bewegende, zwarte, plastic rups.

Er woekert een hardnekkig misverstand bij kenners, filosofen én bij leken dat schrijven bewaren betekent. Een reusachtige opslagkamer van herinneringen, beelden, memoires. Maar het is net andersom. Literatuur is loslaten. Schrijven is verdrijven. Waar je over schrijft gaat pas dan en juist daardoor voorbij.

Met woorden, bedacht Helga, zou ze het gemis en de voortdurende gedachte aan hem verdrijven. Alle mooie herinneringen en pijnlijke momenten in een zin-volle, gesloten koffer stoppen en langzaam in de bocht bij band 4 laten verdwijnen. Tot grijpgrage handen hem zouden oppakken, de woorden één voor één uitpakken, een nieuw leven inblazen en haar verlicht, verlucht achterlaten.

Na een jaar van oprechte affectie, hevige passie, wederzijds welbehagen en intimiteit had ze in alle liefde gebroken met de man die ze voor alle liefde van de wereld nooit had willen loslaten. Dus reisde ze van lieverlee de wereld rond. Op zoek naar rust en troost. Dit keer was ze op weg naar een tijdelijk paradijs van afzondering, zon en onbekommerd schrijven. Een plek waar ze zich niet kon verliezen in de afleidingen die ze in haar thuisland zo zelden kon weerstaan.

Hij was haar grootste afleiding geweest. Haar onweerstaanbare verleiding. Dit moest ze eigenlijk met rode letters tikken. Ze bezweek er telkens voor. Voor de nadruk van zijn begerige blik. Verzot op plagen en geplaagd worden.

Met een kop koffie op een terras, lui achterover in de zon, zou ze genieten van een hagedissenleven. Dat stond vast. Maar terwijl de koffers langzaam voorbij gleden en de transportband gedwee en monotoon verder ratelde wou ze niets liever dan hem naast haar. Samen in de zon naar de stroom van voorbijgangers kijken. Elkaar zo nu en dan kussen. Hem zacht strelen aan de binnenkant van zijn polsen. Gekscheren als kwajongens van veertien. Achteraf in de zwoele schaduw van hun bed elkaar beminnen als de grootste.

Het was verrukkelijk door hem genomen te worden. Zijn vanzelfsprekende superioriteit. Haar complete overgave. In bed vond ze het prettig de baas over hem te zijn. Te zien en te horen hoe hij kreunde, te voelen hoe hij vol overgave, ongecontroleerd schokte van opwinding. Dan was ze als de overwinnaar die een heel sterk dier kapot had gekregen. Gelukkig nooit helemaal. Wanneer hij haar op zijn beurt liefdevol klein kreeg huilde ze, ontroerd, ontdaan. Achteraf vleide ze zich begeerlijk in de rust van zijn armen, helemaal de zijne.

Op een dag was het huilen steeds sterker geworden. Kwam het ook wanneer hij er niet meer was. Werd de angst om hem te verliezen zo pijnlijk dat het haar uit haar slaap hield. Toen stond Helga voor het dilemma waar iedere geliefde vroeg of laat voor staat. Sprakeloos was ze ervan geworden. Verstomd. Verlamd. Niet langer passie, maar een impasse. Haar bagage was vertraagd.

Niet alles wat de werkelijkheid ophoest is de moeite van het vastleggen waard, had ze gemeend, en dus bewaarde ze lange tijd het stilzwijgen, verbeet de pijn. “Faire l’amour, c’est faire le mal”, zei Baudelaire. Veel van iemand houden doet pijn. Ook dit moest ze met rode letters tikken.

Maar nu liet de werkelijkheid zich niet langer het zwijgen opleggen. Wat was geweest won de bovenhand, nam haar onderhands.

In de bocht van band 4.