dinsdag 2 juni 2009

A space odyssey

In de liefde zijn we hongerig. We krijgen er niet genoeg van. Gretig naar elkaar zijn we.

Maar hoe overstijgen we het primaire, narcistische gevoel van begeerte naar bezit en bereiken het geerte, het graag, geerne zien? Willen we een ander hebben of liefhebben?

Belanden we op drijfzand wanneer we liefdevol loslaten? Verliezen we de grip, of maakt respect voor de ruimte die een ander vraagt net standvastiger? Volharden we met aandrang in het bezit van de exclusieve, enige toegang tot de gedeelde ruimte, of delen we in ruimdenkendheid?

En hoe gaan we in die ruimtelijke herordening om met onze kwetsbaarheid? Wat als we willen gekoesterd, geliefd, bemind worden, maar in het losse, mulle zand, niet langer een spoor te bekennen is van hen die we beminnen? De ruimte niet ruim, maar pijnlijk leeg voelt? Wie vangt dan de tranen op?

Lossen ze op in de gewichtloosheid van de ruimte? Dissolve in The unbearable lightness of being? Of lichten ze op bij de onweerstaanbare aantrekkingskracht, de zwaarte-krachtige kus van een kosmonaut?

Geen opmerkingen: