zaterdag 31 mei 2008

Cold hard

Hij zocht het. In de hoogte van een andere lach. In de laagte van een hoer. Maar bleef het spoor bijster.

Hoe laag kon hij vallen? Hoe hard kon hij zich bezeren aan de scherven van het raam? Ze zagen er prachtig uit. Onbereikbaar. Afwerend en uitnodigend tegelijk. Vijftig euro zou hij neertellen. En lager, dieper, harder, voller stoten. Tot diep in zijn borstkas zou hij het hijgen laten nadeinen. Vergeten wie hij was. Wie hij behoorde te zijn. Hij zou bezitten, begeren, hongeren. Gulzig bijten, likken, stoten, scheuren. Niet na-denken, niet na-praten, niet, niets hoeven. En vergeten waarnaar hij op zoek was.

Niet veel later zou de hardheid opnieuw bezit van hem nemen. Hem overmeesteren, omspannen. Hij zou in de spiegel kijken. Vermoeid en rusteloos zuchten. Weten dat hij het niet had. Nooit zou hebben. Vervolgens zou hij alle hoogte van zichzelf verliezen. Niet de moed hebben om zijn stoppelbaard af te scheren. En diep onder de lakens kruipen. Op zoek naar de zachtheid van een onbereikbare diepte. Om de volgende dag opnieuw onherroepelijk te vluchten in de onvermijdelijke hardheid van zijn bestaan.

Geen opmerkingen: