vrijdag 10 oktober 2008

The void

Ze wist dat er maar één uitweg was: loslaten.

Niet wachten, niet hopen, niet jagen, niet verlangen,

loslaten.

Maar los was leeg. Ze zou verzuipen, verdrinken, verdrieten.

Dus rende ze.

Als een anti-lope.

Wild-weg, ver weg moest het.

In paniekloop botste ze tegen alles aan, onderdrukte een korte, gesmoorde pijnkreet, holde, spurtte, stormde verder.

Zij was het wild. Hij de jager. Zijn schot dodelijk.

Ze struikelde, viel, lag.

In de strik van zijn armen.

Als een schot in de roos.

Hij prikte zich aan haar doornen, snoof haar geur, kwam tot bloei in het diepe, volle rood van haar wellust.

Hij was wild, zij jachtig.

In ademloze stilte daalden ze af.

Naar een leegte die hen niet meer losliet.

Geen opmerkingen: