woensdag 24 december 2008

Kerstverhaal

Tijd: Kerstavond 1987, tijd om te gaan slapen.

Personen: Reza (vrolijk en ontvankelijk); Ronald (koortserig, in bed, alleen in boxershort).

Plaats: Reza's kamer bij mw. Van de Bergshol, die zelf bij haar familie verblijft. Geen kerstboom, wel veel kaarsjes.

Thema: Gelukzalige verliefdheid in voor-en tegenspoed en de onvermijdelijke lichamelijkheden.

Motto: Minnen, wat is minne dan? Minne sal een lieflic schijn, tusschen vreemden luden sijn (Dirc Potter)


'Jij een gewonde Nederlandse soldaat in het oerwoud (achtergelaten door zijn maten), en ik een verdwaald Indonesisch meisje, ' zegt Reza en ze speelt dat ze me ziet liggen en dat ze daarvan schrikt. Ik kreun en zucht, en dat is niet gespeeld. Reza komt langzaam dichterbij.

'Wees niet bang voor me, meisje. Ik zal je niets doen.'

'Jij bent een moordenaar,' zegt Reza met een afgemeten, Indonesisch accent.

'Nee, meisje, echt niet, ik ben gewond, dat speel ik toch niet? Wil je me niet helpen?'

'Als ik bij je kom, ga je me verkrachten.'

'Nee, heus niet...'

(wil ze dat?)

'...ik heb veel pijn, kom eens hier.'

Indonesische Reza komt schichtig naar me toe en bekijkt mijn wonden. Ik verkracht haar niet. Ik scheur met één hand en m'n tanden een stuk van m'n denkbeeldige legerhemd af en ik vraag of ze dat ergens wil natmaken, zodat ik er mijn verwonding mee kan deppen. Indonesische Reza rent naar de keuken, ze laat de kraan stromen en ze rent weer terug.

'Adoe ja, ben je beschoten of zo?' vraagt ze, terwijl ze het vuil uit m'n wonden probeert te vegen.

'Ja, auw!'

'Sorry.'

'Geeft niet. Hoe heet je eigenlijk, meisje?'

'Reza.'

'Mooie naam. Goed Reza,' zeg ik, als de de doek om m'n arm heeft geknoopt, 'zou jij voor mij een sigaret kunnen pakken? Ze zitten in m'n broekzak.'

Indonesische Reza steekt haar hand onder het dekbed en ze graait in mijn schaamstreek op zoek naar een denkbeeldig pakje sigaretten. Als ze het pakje gevonden heeft, haalt ze er met één hand een sigaret uit en houdt die voor mijn lippen. Van tafel pakt ze een pakje lucifers en strijkt er een af, een echte. Ik inhaleer de lucht tussen mijn wijs-en middelvinger en bekijk Indonesische Reza.

'Hoe oud ben je, Reza?'

'Ik ben bijna dertien....Kijk mijn borstjes beginnnen al te groeien,' zegt ze, en ze trekt haar cacaobruine T-shirt op om het te staven. Aanstalten om ook haar uit bamboevezels gevlochten rokje op te trekken maakt ze niet. Wat is ze mooi, mijn Indonesische Reza, in dit kaarslicht. Kaarslicht.

'Bij ons is het nu Kerstmis, ' zeg ik, 'vieren jullie hier ook Kerstmis?'

'Kerstmies?'

'De geboorte van Christus.'

'Chriestus?'

'Jezus! Het feest van zijn geboorte. Ehm. Geslachte kalkoenen, kribbetjes, Maria en Jozef, mistletoes, kerstbomen. Kerstbomen, hebben jullie hier geen kerstbomen?'

'Adoe nee.'

Ondanks mijn verwondingen sleep ik me van het Ikeabed en ga met Indonesische Reza voor een boompje staan.

'Dan gaan we een kerstboom optuigen!' zeg ik, 'hier een boom, maar het is wel een naaldboom, dus pas op: hij prikt.'

Ik sta achter haar en met mijn armen stuur ik de bewegingen van haar armen.

'Eerst moeten we er wat slingers omheen doen, ja zo ja, ehmm, dan draaien we een lichtsnoer in de takken, goed zo, leuk hé, en pak nu zo langzamerhand maar de ballen.'

'Ja, mag ik de ballen pakken?' zegt ze opgelaten, terwijl ze zich naar me toe draait.

'De ballen en het vogeltje, Reza.'

Even laat ik haar haar gang gaan.

'En tot besluit: de piek!'

'De piek! De piek!'roept ze hard, met beide handen pakt ze de piek en zet hem op de kroon.

'En helemaal klaar maken we de boom.' zeg ik, 'door er een laagje witte sneeuw overheen te spuiten.'

'O ja, leuk!' schreeuwt Indonesische Reza, maar in haar enthousiasme komt ze iets te dicht bij de boom, stom zeg, en had ik haar niet gewaarschuwd: hij prikt inderdaad.


Uit Ik ook van jou van Ronald Giphart. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2007: p. 41-43.

Geen opmerkingen: