donderdag 7 mei 2009

Vol zin

De armen verstrengeld, gedachten verbonden, met koestering omwonden, onbevangen, opgewonden.

Zo lagen ze.

In een zone zonder zonde.

De ruimte tussen hen bruisend van verlegenheid, kolkend van verlangen.

Er was een gedeelde zin tussen hen waarvan de bedoeling vaag bleef. Hoofd- en bijzin van hun samenzijn werden schoorvoetend, teder afgetast, betast. Niets was duidelijk maar nergens ont-brak het.

Onvolmaakt volledig. Ongenaakbaar, onverstoorbaar.

Lagen ze.

Met enkel een lach om de zoete stilte van het vanzelf sprekende te verbreken.

In die stilte vonden ze een hoofdgedachte, duwden hem naar de achtergrond en hielden halt.

Als om de vondst te verbergen, de ontdekking te laten duren, het einde af te wenden.

Wat nadien kwam was een vraagteken, een bijwoord, een achtervoegsel.

Het vooruitzicht van een uitzinnige volzin.

De verwachting van een tomeloos, sprakeloos uitroepteken.

De verrassing van een vervolg vol zin.

Geen opmerkingen: